Zoals het door hemzelf ontstoken paaslicht zich elke zondagmorgen door de kapel van Taizé verspreidde, zo ging het nieuws over zijn dood als een lopend vuurtje over de wereld. Het nieuws op zich zal weinigen echt verrast hebben; de man was oud. De doodsoorzaak des te meer. Moord, meldden de media. Ongeloof alom. Verbijstering. Niet hij! Niet broeder Roger, de oprichter van de oecumenische broedergemeenschap in het Franse dorpje Taizé.
Een geesteszieke Roemeense vrouw beroofde de negentigjarige Taizé-icoon met messteken van het leven, tijdens het zondagavondgebed. In zijn witte pij, besmeurd met bloed, moet de geestelijk vader van Taizé daar gelegen hebben.
De Zwitserse domineeszoon en theologiestudent Roger (toen nog Louis) Schutz (1912) besloot in 1940 zijn leven te wijden aan verzoening en verbroedering. Vijfenzestig later is de broedergemeenschap die hij oprichtte een pelgrimsoord dat jaarlijks vele tienduizenden mensen -vooral jongeren- trekt, iets wat hij nooit had kunnen bevroeden.
Broeder Roger heeft alom lof geoogst voor zijn verzoeningswerk, en ontving diverse prijzen. Ook klonk er kritiek. Hij zou teveel een icoon zijn, een levende heilige. Hoe dan ook betekende hij ook in zijn jaren van ouderdom nog enorm veel voor de gemeenschap. Nu is hij niet meer. Een opvolger heeft hij, waarschijnlijk om problemen te voorkomen, zelf aangewezen.
Deze frère Alois zal Roger nooit kunnen doen vergeten. De honderdduizenden bezoekers van Taizé zullen nog lang aan hem terugdenken, als aan een opa, een geestelijke grootvader. Ook de vele bezoekers van de Wereldjongerendagen in Keulen die broeder Roger ooit zelf hebben gezien of ontmoet.
In het morgengebed, volgend op de avond van zijn dood is in de kerk dit gebed gelezen:
“Christ of compassion, you enable us to be in communion with those who have gone before us, and who can remain so close to us. We confide into your hands our Brother Roger. He already contemplates the invisible. In his footsteps, you are preparing us to welcome a radiance of your brightness.”