miserable now


Monday, February 23, 2004

 

Oud en eenzaam



Op een zaterdagochtend stap ik de Willy’s binnen, de goedkope supermarkt in Zweden. Even snel wat krämbullar halen, lekkere broodjes met pudding erin. Ik heb haast, want mijn bus vertrekt zo.

Op weg naar de broodafdeling passeer ik een opvallende verschijning. De man is oud, stokoud. Krom en verschrompeld, zo eentje waarvan je je afvraagt of hij nu of zometeen in elkaar stort. Met bevende handen zet hij de handremmen van zijn rollator één voor één op de blokkeerstand. Zijn rug kromt zich nog wat meer als hij zich uitstrekt naar het kratje op zijn rollator. Het kratje zit vol limonadeflesjes.

Geen van de andere klanten schenkt aandacht aan de man. Iedereen doet snel zijn boodschappen, want buiten schijnt de zon uitbundig, en daar moet van geprofiteerd worden. Normaalgesproken waagt een zweed zich niet al te beel buiten in de winter. De winter: dat klinkt in haar of zijn -de vrouw voorop, zo gaat dat hier- oren als: te donker, te koud en te lang. Maar vandaag is het zaterdag en vandaag schijnt de zon. Dan veert men hier op, als bloemen die zich buigen naar de zon, en hoopvol vraagt men zich af: wordt het al lente?

Bij de broodafdeling maak ik mijn keuze. De kanelbullar en de vele soorten knäckebröd proberen zichzelf te verkopen, maar ik blijf bij mijn keuze.

Met de zak krämbullar in mijn hand spoed ik mij naar de kassa. Opnieuw loop ik langs de oude man. Hij staat nog steeds te prutsen met iets dat lijkt op een veter. Het lijkt wel of hij het kratje aan zijn rollator vast te willen maken.

Nog steeds niemand die hem helpt, of hem op zijn minst een bemoedigend knikje toezendt. Ik heb nog even tijd, zal ik…? Ik twijfel of ik hem zal helpen. Misschien verstaat hij geen engels. Dan kom ik vast heel bedreigend op hem over. Nee, misschien moet ik de zweedse mentaliteit maar volgen, mind your own business.

Ik vraag me overigens af hoe die kerel dat kratje op z’n wagen heeft geladen. Glimlachend stel ik me voor hoe hij de krat eerst flesje voor flesje heeft leeggehaald, om hem vervolgens weer te vullen op zijn rollende wandelstok... Zo zie je veel ouderen hier, ze lopen zolang het nog kan. En als ze al in een rolstoel zitten, dan toch eentje met een motortje, geduwd worden ze hier niet.

De man zal wel eenzaam zijn. Zoals veel ouderen in Zweden. Ze moeten zo lang mogelijk thuis blijven wonen. Pas als ze echt veel zorg nodig hebben, komen ze in aanmerking voor het bejaardenhuis. En dan is daar nog de wachtlijst. Maar misschien heeft deze man nog een lieve vrouw thuis, met wie hij samen zijn dagen slijt. Misschien…

In een golf van medelijden heb ik de neiging om gewoon op hem af te lopen en hem te helpen. Waarom ook niet, dat zal hij toch waarderen? Of zou hij dit als een uitdaging zien. Een kans om te bewijzen dat hij het nog kan, voor zichzelf zorgen. Ja, misschien krenk ik hem wel in zijn trots als ik hem te hulp schiet. Hij kan het best zelf, het kost even tijd, maar goed, tijd heeft hij wel. Op die leeftijd heb je geen haast meer. Maar misschien wel behoefte aan een helpende hand, een vriendelijk woord, een bemoedigende blik. Maar ja, die taal…

Een ongeduldige klant probeert om me heen te lopen. Ik realiseer me dat ik wel heel opzichtig in de richting van de oude man sta te staren en herinner me dat ik in de rij voor de kassa sta te wachten. Met een verontschuldigend gebaar vul ik het gat op dat inmiddels voor mij is ontstaan. Ik kijk nog even achterom. De veter is vastgemaakt en tevreden zet de oude man zijn voertuig in beweging. Het is hem weer gelukt.

18:17 | posted by Maarten |
archives
(s)links