![]() |
![]() |
miserable now![]() |
![]() |
![]() Tuesday, February 24, 2004De Vliegende HollanderAls ik hier door de weilanden loop, van het dorp richting huis, denk ik graag een beetje in het rond. Onder andere waarom ik altijd de enige wandelaar ben. Auto’s zijn er genoeg, af en toe kom je een fietser tegen maar niemand reist per benenwagen. Wandelen doen mensen het liefst in het bos of het park, aan het strand, door duinen, niet langs een drukke verkeersader. Raar. Ze beseffen niet dat hetgeen een omgeving rustig maakt het gebrek aan menselijke interactie is, voorbij gierende stukken blik hebben daar niks mee te maken. Ik zou wel een middagje langs een snelweg kunnen wandelen, of over de afsluitdijk, dat is nog mooier. Het nadeel is je geen rondje kan lopen, of het zou dagen van je tijd vergen. Nu loop ik hier en terwijl ik in de rondte denk vang ik af en toe een vluchtige blik vanachter een belagen vooruit. Soms een glimlach van een kind, soms de harde focus van een haastige bestuurder, die naar mij kijkt en Roel niet ziet doch een obstakel. Deze weg haalt het slechtste in de automobilist naar boven: de coureur. Wiens wegen parcours zijn en wiens rijden een race. De beschutte bochten en de dreiging van de sloot aan weerszijden maken blijkbaar veel adrenaline los. Auto’s razen rakelings langs je heen. Waarschijnlijk zou ik hier ook graag heel hard rijden, maar gelukkig heb ik geen auto en geen rijbewijs. Het is vaak fout gegaan. Elk jaar ligt er bij ons voor wel een auto in de sloot. Eén voorval staat mij nog duidelijk bij. De Vliegende Hollander. Een jaar of vijf geleden is het geweest. Ik slaap samen met mijn broertje, Grutto, in een ruime kamer aan de straatkant. Ik word gewekt door een harde klap. Rechts zie ik dat Grutto ook wakker is geworden. Rechtop zit hij in bed. We springen zonder een woord te wisselen uit bed en rennen naar het raam. Niets te zien. Zachtjes sluipen we langs de kamer van pa en ma, de trap af, trekken schoenen en jas aan en glippen naar buiten. 50 meter verderop zien steekt iets boven de slootkant uit. De achterkant van een auto? Zo snel als onze jonge beentjes ons kunnen dragen rennen wij naar de plaats des onheil toe. Het is inderdaad een auto, een Ford Focus zo te zien, bijna volledig opgeslokt door de diepe slootkanten. Plots opent de achterklep en springt er een brede man uit de achterbak. Eenmaal weer met twee voeten op de grond begint hij zonder notie van ons te nemen rustig het stof van zijn broek te slaan. ,,Zo jongens, dat ging niet helemaal goed.” Verstijft van angst blijven we staan. “Hebben jullie het niet koud in die dunne pyjama’s?” Geen respons. Het stof is van de broek, hij strekt zich en neemt ons rustig op. “Dat moet raar zijn: een man uit een auto zien komen die zo ontspannen is. Jullie willen wel weten waarom ik zo relaxed ben, hè?” Overrompelt door de situatie hebben wij nog niet de kans gekregen daar over na te denken, maar inderdaad, gewoonlijk zijn de inzittenden na een ongeval er niet veel beter aan toe dan hun vehikel: als mentale wrakken worden ze uit het blik getrokken, rijp voor de psychiater. De man wacht ons antwoord niet af. “Ik ben nu toch betrapt, hèhè, dus voor de draad ermee Jan. Die jongens zijn zo geschrokken. Jaja, maar het zit zo: het is mijn werk. De mooiste baan van Nederland jongens, poepoe, wat een baantje.” Niet-begrijpend en een beetje angstig kijken wij de man aan. “Ja, ze noemen mij de Vliegende Hollander, zo noemen ze mij hè, Jan de Vliegende Hollander, dat ben ik.vier jaar vliegles en toen hopsakee, in ene professioneel brokkenmaker. Wat een grap, jongens.” Hij trekt met zijn linkerhand aan het topje van de wijsvinger van zijn rechter, opeens zie ik dat hij handschoenen aanheeft. De zelfde wijsvinger van zijn inmiddels ontblote rechterhand verdwijnt in zijn neus. Nu zie ik dat de kerel een heel tenue aanheeft, een pak zoals ik die ken van het Formule 1-racen op tv. De vinger gaat nu de mond in. “Dit is mijn auto van de zaak” zegt hij, met zijn afgelikte vinger naar het wrak wijzend. “Haha, dat zeg ik altijd, mijn auto van zaak. Ik heb elke avond een andere auto van de zaak. Jullie snappen er geen snars van hè, jongens. Nou kijk: we werken dus al jaren voor VVV, veiligverkeernederland (we, dat zijn Jaap en ik hè, we zijn met zijn tweeën) en elke avond moet ik dus een auto de sloot in rijden hè, en dan komt Jaap me ophalen zo. Das allemaal preventief.” Hij haalt adem en vervolgt in moordend tempo: “Kijk, dat moet om mensen te ontmoedigen hard te rijden, dat gevaarlijk hoor: hard rijden. Zo’n auto in de sloot zet mensen aan het denken: hee auto in de sloot, dan rij ze ik in het vervolg iets zachter. Want die auto ligt er morgen nog wel, die zit goed diep, haha! En dan komt het ook nog in de lokale krantjes, pikante fotootjes van dit stuk oud-ijzer, den denken de mensen: liever hij dan ik. En hier kom ik vaak hè, toch al gauw zo’n één twee keer per jaar, want hier rijden ze graag hard, die snelle jongens. Zoef door de bochten en voor je het weet rijden ze iemand dood.” Jan haalt diep adem en haalt een sigaret te voorschijn. “Jullie roken zeker niet hè, neenee, das maar goed ook hoor, maar ik moet, door de spanning hè, ik sta hier wel heel relaxed maar ik barst ervan hè, van de spanning. Maar ik kom hier dus vaker, maar doorgaans zette ik mijn auto wat verderop in de sloot, maar ik reed hier gister langs, om een beetje het parcours te verkennen, en toen opeens zag ik dat dat bruggetje daar ietwat uitsteekt. Dus dat heb ik als schans gebruikt. Ging prima hoor, zo het water in, maar ik denk dat ik de brug wel een beetje beschadigt heb. Een hapje brug eruit, zullen we maar zeggen. Daar is Jaap! We moeten haast maken, straks komt de politie, die weten van niks hè.” Een identieke Ford Focus komt met gedoofde lichten aanrijden, Jan gooit zijn sigaret in het wrak, springt in de nieuwe, en roept uit het deurvenster: “Rennen jongens, de fik gaat erin, dat is beter voor de foto’s morgen, hahaha!” Ondanks het gevaar loop ik graag langs deze weg. Na te denken. Over vanalleswat en ongelukken in het bijzonder. De auto’s scheuren weer asociaal hard voorbij, binnenkort zullen Jan en Jaap wel weer langs komen. Ik ben nu vijftig meter van huis verwijderd en zie dat de brug van de overburen eindelijk vernieuwd wordt. Op een ochtend was er opeens een hele hap uit. 15:21 | posted by roel | |
![]() |
![]() |
||||||||
![]() |